De Oost-Vlaamse open ruimte is schaars. We moeten ze dan ook koesteren. De in het RSV (Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen) beoogde trendbreuk om de voorzieningen voor de harde sectoren zoals wonen en werken naar de kernen van de dorpen en de steden te brengen, is niet helemaal gerealiseerd. Enerzijds omdat er in deze dorpen en steden onvoldoende aanbod op de markt gebracht werd, anderzijds omdat alle gemeenten en steden op dezelfde wijze benaderd worden.
Het ‘Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen’ en de kernnota ‘Maak ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050’ bieden mogelijkheden tot maatwerk en dus meer kansen om onze ruimte slim in te zetten. Vanuit de vaststelling dat er tegen 2050 in Oost-Vlaanderen naar schatting 130.000 huishoudens zullen bijkomen, groeit het besef dat we compacter en dichter bij elkaar zullen moeten gaan wonen, werken, ontspannen, … Zowel het mobiliteit- als het klimaatvraagstuk versterken deze noodzaak. Bij deze omschakeling mag de stem van de burger als eerste en belangrijkste betrokkene niet vergeten worden.
– Open Vld wil dat onverkort verder werk gemaakt wordt van de beleidskaders die de in de kernnota vervatte waarden en speerpunten moeten ondersteunen: gezondheid en veiligheid, kwaliteit en comfort, klimaatgezondheid, identiteit en authenticiteit, autonomie en robuustheid, welvaart, rechtvaardigheid, sociale cohesie en inclusie. Sociale cohesie zorgt immers voor een sterke samenhang in de maatschappij en voorkomt breuklijnen tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Sociale inclusie geeft elke persoon de kans om te participeren in alle facetten van het maatschappelijke leven, zoals wonen, werken, onderwijs en recreatie.
– De provincie moet de participatiemodellen onverkort toepassen in al haar planningsprocessen en de steden en gemeenten stimuleren om het ‘Europees Charter Participatieve Democratie in Ruimtelijke Planningsprocessen’ mee te ondertekenen. Deze methodiek garandeert enerzijds dat burgers en stakeholders niet alleen van bij het begin van een planningsproces betrokken worden, maar ook uitgedaagd worden om inhoudelijk mee te denken. Anderzijds stelt het de beleidsvoerders in staat om betere beslissingen te nemen.
– We willen dat een optimaal ruimtelijk rendement nagestreefd wordt, waarbij compacter bouwen, verweving of meervoudig ruimtegebruik, tijdelijk ruimtegebruik en hergebruik de basisprincipes zijn. Innovatieve ideeën moeten daarbij een kans krijgen, zoals: voorzien in gemeenschappelijke parkings, groene ruimte en kinderopvang in nieuwe wijken en op industrieterreinen, wonen en werken op of langs het water. Bijzondere aandacht moet gaan naar de woonkwaliteit (die zelfs bij nieuwbouw soms te wensen overlaat), betaalbaarheid, voldoende aanbod aan sociale woningen, toegankelijkheid en naar het aanbieden van aangepaste woontypologieën om de gezinsverdunning en vergrijzing op te vangen. Hoogbouw mag geen taboe, maar ook geen dogma zijn. Ook hier moet kwaliteit primeren.
– Er moet de nodige aandacht gaan naar voorzieningen zoals scholen, winkels, ziekenhuizen en sportaccommodaties. Voor Open Vld zijn nabijheid, bereikbaarheid en een voldoende groot gebruikerspotentieel de te hanteren uitgangspunten voor nieuwe voorzieningen.
– Open Vld wenst dat de 5 speerpunten uit het klimaatplan onverkort worden vertaald in het ruimtelijk beleid: een zelfvoorzienende provincie op vlak van energie, een (klimaat)gezonde en aangename woonomgeving, een klimaatbestendig landschap, een slimme mobiliteit en een toekomstgerichte economie. Duurzame, hernieuwbare energie en een optimaal energiegebruik moeten mee in overweging genomen worden bij het bepalen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. Idem dito voor water als drager van een noodzakelijk ecologisch systeem.
– De kennis, ervaring en deskundigheid die in het Energielandschap Oost-Vlaanderen werd en wordt opgebouwd, mag niet verloren gaan. De projectmatige werking moet verdergezet en omgezet worden in de reguliere, horizontale werking binnen het provinciebestuur.
– Open Vld wil dat de vooral met Europese middelen ondersteunende projectwerking verdergezet wordt. Zij is een substantieel en noodzakelijk onderdeel van het ruimtelijke beleid geworden. Wel dient een instrument uitgewerkt te worden om de uitgaven over de jaren heen onder controle en op een hetzelfde peil te houden. De oprichting van een ‘projectenfonds’ kan daarvoor de oplossing zijn.
– We moeten verder sterk inzetten op de gebiedsgerichte project- en regiowerking. Projecten als Oost-Vlaams Kerngebied, Denderland en de Wase Archipel verdienen navolging. De bevindingen en aanbevelingen die eruit voortvloeien, kunnen hoe dan ook uitgerold worden over het volledige Oost-Vlaamse grondgebied.
– De provincie moet haar rol als ondersteuner, begeleider, regisseur of facilitator van de gemeenten intensiveren. Het partnerschapsmodel en het systeem van samenwerkingsovereenkomsten zijn daarvoor goede instrumenten.